Met beide handen knijp ik in de drie dekbedden die mijn zwetende lijf bedekken. Op zoek naar houvast in een draaierige wereld. Uit alle macht probeer ik adem te halen, houd minutenlang snakkend naar lucht mijn hoofd recht en geef het dan weer op. Om energie te verzamelen moet ik even stoppen met ademen. Zelfs zuurstof is nu iets waar voor gevochten moet worden.
Elk besef van tijd, mijn lichaam en de dingen om me heen vervagen door de hoge koorts. Kennelijk lig ik te ijlen bij mijn ouders thuis op de bank terwijl manlief thuis aan het huis klust. Ik zie hun gezichten boven mij terwijl er ‘wat bedoel je?’ uit hun lippen komt. Zelf meen ik dat mijn antwoorden vrij helder zijn en herhaal ze nog maar een keer. De grens tussen wakker zijn en slapen, rust en pijn, ademhalen en stikken bestaat niet meer. Ik ben niet eens ongerust over mijn toestand, het kan me eigenlijk niet schelen of ik doodga op dit moment.
Nooit ben ik zo ziek geweest als toen.
Lees Meer