Lieke* wordt op mijn buik gelegd. Ik aai haar en zie hoe ontzettend bleek haar huidje is. Voor ik doorheb dat er iets niet goed is, wordt haar navelstreng door de gynaecoloog doorgeknipt en rent hij met onze meid naar de kamer naast ons. Peter moet, van de gynaecoloog, mee. Ik weet niet wat er aan de hand is. Ik lig paniekerig, bezorgd en vooral alleen in de ziekenhuiskamer. Met mijn benen nog in de beugels; bloedend omdat ik ben uitgescheurd.
Peter is weer heel snel bij mij. Huilend. Het gaat niet goed met Lieke*. Hij wil me niet vertellen wat er aan de hand is. Ik roep dat hij bij ons meisje moet blijven! Hij kan het niet. Hij kan niet aanzien wat er allemaal gebeurt met Lieke*. De schrik slaat me om het hart. Ik heb geen idee wat er aan de hand is, maar weet dat het niet goed gaat. Ik houd Peter vast, alsof hij mijn laatste houvast is in het hier en nu. Ik houd Peter vast alsof hij kan voorkomen dat ik in het gat val wat zich onder ons vormt.
Een verpleegkundige loopt weer naar binnen. In paniek vraag ik hoe het met Lieke* gaat. Direct na haar geboorte zijn ze begonnen met een hartmassage omdat ze haar hartslag niet konden vinden. Binnen een minuut lag Lieke* aan de beademing en allerlei apparatuur om haar hartslag en bloeddruk in de gaten te kunnen houden. Onze meid kan niet zelfstandig ademen.
De verpleegkundige gaat ondertussen met mij aan de slag. De navelstreng en de placenta moeten nog geboren worden. Hierna word ik gehecht. De katheter wordt eruit gehaald. De verloskundige komt binnenlopen en meldt dat Lieke* naar de kinderafdeling wordt gebracht. Ze ademt inmiddels zelfstandig. Ik krijg hoop. Peter gaat weer naar haar toe terwijl de verpleegkundige mij onder de douche zet.
Ineens staat Peter weer voor mijn neus. Hij is bij ons meisje weggestuurd door de kinderartsen en verpleegkundigen. Het gaat niet goed met Lieke*. Haar bloeddruk daalt steeds verder en ze moet opnieuw aan de beademing. Ik kijk de verpleegkundige paniekerig aan en vraag haar om te gaan informeren wat er aan de hand is. Ik kleed mezelf wel aan. De verpleegkundige komt terug. Ze zet me in een rolstoel en zegt vastberaden: “Jullie gaan nú naar haar toe.”
Na een klein ritje over de gang ben ik eindelijk bij onze mooie meid Lieke*. Ze ligt op een speciaal bedje. Met slangetjes, buisjes en prikjes overal in haar lijf. Onder een warmtelamp. Uit alle apparaten komen piepjes en geluidjes. Ze ademt niet zelfstandig en ziet bijna wit. Lieke* kan haar bloeddruk niet op pijl houden. Ze krijgt dopamine en vloeistof in haar aderen gepompt, maar het slaat niet aan. Het lukt de artsen maar niet om ervoor te zorgen dat haar bloeddruk omhoog gaat. De kinderarts belt met het academisch ziekenhuis. Lieke* moet overgeplaatst worden naar een ziekenhuis waar een neonatologie afdeling is.
Gelukkig mogen we bij haar blijven voordat ze wordt overgeplaatst. Ik pak haar handje vast en dirigeer Peter naar de andere kant voor haar andere handje. De medicijnen worden opgevoerd en ineens voel ik dat ze me knijpt! Lieke* knijpt in mijn vinger! Zie je wel, alles komt vast goed!
De babyambulance arriveert. Lieke* wordt overgeplaatst naar een speciale couveuse waarin ze vervoerd kan worden. De verpleegkundige roept: “Geef haar een kus!” Braaf doe ik wat me gezegd wordt. Lieke* opent haar mooie grote donkere ogen en kijkt me recht aan. Mijn mooie meisje!
Peter en ik moeten wachten… We mogen niet zelf rijden. Een ambulance moet ons vervoeren. Géén spoed, wordt ons medegedeeld, zolang ons meisje stabiel is. Dus het kan wel even duren. We hangen in het ziekenhuis, rusteloos en ongerust voor de televisie. Onze emoties wisselen zich af, van hoopvol naar bezorgd. Van een flauwe grap naar een huilbui. Na een uur, waarbij elke minuut een eeuwigheid lijkt te duren, kunnen we mee. Ik moet op de brancard en word vastgebonden met riemen. ‘Wat een onzin,’ denk ik nog… We vertrekken. Op naar het academisch ziekenhuis, naar ons kleine meisje.
We zijn Purmerend nog niet uit of de ambulancebroeders krijgen een telefoontje. De schrik slaat me om het hart. Dit is niet goed. Een van de ambulancebroeders draait zich om en zegt: “De toeters en bellen moeten aan zodat we er snel zijn.” Ik reageer nog: “Het is niet goed hè?” maar hij mag niks zeggen. Peter en ik kijken elkaar aan. We weten genoeg. We vechten tegen de tranen en alsnog, tegen beter weten in, probeer ik positief te blijven. Het moet goed komen!
Nog nooit ben ik zo snel verplaatst van de ene locatie naar de andere. De ambulance rijdt het ziekenhuis in en we worden bijna hollend naar de afdeling neonatologie gebracht. De riemen van de brancard worden losgemaakt (dit kost onnodig tijd, schiet op!). Peter en ik worden naar binnen geduwd, op een stoel gezet en krijgen direct Lieke* in onze armen. Ik zie aan Lieke* dat ze op is, dat de strijd is gestreden. Ik zeg tegen mijn meisje: “Het is goed zo, ga maar lekker slapen.” En weg is ze. Onze mooie meid Lieke* is niet meer bij ons, niet meer op aarde, niet meer in onze wereld. Lieke* is overleden op 13 december 2014 om vijf over half vier.
Marleen schreef mee aan het boek ‘Liever bij mij…’ Wil je haar verhaal en dat van 32 andere lotgenoten lezen? Het boek is te bestellen bij je lokale boekhandel of via de webshop van Kusje in de wind.