Er is hier in de straat een huis waar eind november een schoentje minder onder de vensterbank staat. Een schoentje minder dan eigenlijk zou horen. En er zingt één kindje minder mee om de Sint en zijn Pieten te bekoren. Dat kindje zal nooit de smaak van pepernoten proeven of het geluid horen van trappelende hoeven. Het zal niet ondeugend zijn en trekken aan de baard van Sinterklaas, of onder de indruk raken van wild geraas. Een kindje dat nooit een verlanglijstje zal schrijven en, in de hoop een Piet te betrappen, zo lang mogelijk op zal blijven. Dat huis hier in de straat is het onze. En zo zijn er hier in Nederland nog talloze andere huizen waar één, en soms wel meer, schoentjes ontbreken.
De feestdagen zijn bij uitstek een tijd waarin geliefden extra gemist worden en ons vergaat het wat dat betreft niet anders. Mijn gevoel vertelt me dat degenen die je dan zo hard mist, op dat moment ook het dichtst bij je zijn. Ze lichten op in je hart wanneer je aan ze denkt, fijne herinneringen koesterend, denkend aan hoe ze waren, hoe je genoot van hun gezelschap en ze weer even in je armen wilde sluiten. Je zou zo graag de warmte die je samen deelt in deze tijd ook delen met hén. Al was je oma honderd jaar en heeft ze een prachtig leven gehad, was ze tevreden om te gaan, met kerst mis je haar toch.
Naast het feit dat de feestdagen inherent al een zekere weemoed met zich meebrengen, begint er zo halverwege november elk jaar een film te spelen in mijn hoofd. Een verhaal dat ik niet dicht kan klappen als ik daar zin in heb of zomaar kan negeren. Voor mij begint het sterven van mijn kind hier ergens, toen ik de Mexicaanse griep opliep. Lieve* was destijds een vruchtje in mijn buik van 9 weken. Het vermoeden is dat de placenta door deze ziekte niet goed werd aangelegd, wat ergens na 16e week leidde tot zijn dood en zijn geboorte in week 20. Er is daarvoor overigens geen bewijs, het ziekenhuis concludeerde: oorzaak onbekend. Feit is wel dat ik na de noodzakelijke ziekenhuisopname nog wekenlang af en aan koorts heb gehad, me slap en lusteloos voelde en vooral ook heel erg ongerust.
Het maakt niet uit dat het inmiddels vijf jaar geleden is, mijn lijf en hart lijken de stroom waarin ik terecht kwam met ons ongeboren kind maar niet los te laten. Het is alsof het in mij verankerd zit, de tijd van het jaar, de kou en de bladeren die vallen. Ze ontlokken de start van een proces, een onontkoombare stroom van gedachten in mij, dat niet aan de tijd lijkt te willen ontsnappen. Hoe ver ik ook ben in de acceptatie van wat er met Lieve* gebeurd is en hoezeer ik zijn aanwezigheid als wolkenkindje in ons gezien ook koester; de aankomende winter ontketent steeds weer oude emoties, de loop van gebeurtenissen en de vraag naar het waarom. Het enige dat daarbij lijkt te helpen is afleiding, me volledig overgeven aan gezin, studie, werk en het boek over Lieve*. De emoties die door alle activiteiten heen naar de oppervlakte weten te ontsnappen kan ik daar mooi in kwijt. Ik heb dit verdriet vaak genoeg doorleefd om te weten dat dat niet het antwoord is, want die ervaring volgt uiteindelijk toch vanzelf. En daarom heb ik het nu zo druk.
Onbewerkt fragment uit ‘Kusje in de wind’
Wat ongelooflijk herkenbaar.. Dat lege schoentje maar ook de tijd die je instapt met herinneringen aan de zwangerschap, zorgen, dromen die er waren, een toekomst die voor je lag.. Gevoelens die deze maanden steeds om dat hoekje komen gluren en steeds wat vaker aanwezig zijn tot de dagen van de geboorte/overlijden van je kindje..
Het hoort er kennelijk bij net zoals onze kindjes bij ons gezin horen