Lieve allemaal, Met open hart deel ik iets nieuws wat ik de afgelopen tijd met zorg heb mogen vormgeven: een dagboek speciaal voor ouders die hun kindje hebben verloren.
De titel: Liefde voor altijd – Rouwdagboek voor ouders die hun kindje missen – Een plek waar herinnering, verdriet en liefde samenkomen. Waar je ruimte krijgt om stil te staan bij wat was, wat is, en wat blijft.
Waarom dit dagboek?
Ik sloeg een van mijn oude notitieboeken open, waar ik ideeën voor boeken in opschrijf, en voelde opnieuw hoe groot het gemis kan zijn — niet alleen het ontbreken van een kindje, maar ook het ontbreken van woorden, rituelen of een veilige plek om het verdriet te dragen.
Met dit dagboek wil ik een plek bieden waar, tussen de bladzijden, het verhaal van je kindje wordt erkend — in de herinneringen, de stilte, de liefde en het gemis.
Voor wie is het?
Voor ouders die een kindje verloren tijdens de zwangerschap of na de geboorte. Voor jou, die misschien nog nauwelijks woorden vindt. Voor jou, die denkt: “Hoe kan ik mijn kind blijven dragen, terwijl ik het zo ongelofelijk mis?” Hier is ruimte voor elke hartslag, elke traan, elke herinnering.
Hoe ziet het vervolg eruit?
Wat was het bijzonder om te merken hoeveel ouders zich aangemeld hebben om mee te lezen met het rouwdagboek Liefde voor altijd. Het is ontzettend verdrietig dat er zoveel ouders zijn die dit gemis moeten dragen, maar tegelijk weten we zo dat we niet alleen zijn hierin. Elke aanmelding raakte me. Elke ervaring is kostbaar. En het liefst had ik ieder van jullie meegenomen in dit proces.
Er zijn nu enkele ouders uitgekozen die mee gaan lezen en feedback zullen geven. Mogelijk vindt daarna nog een ronde met proeflezers plaats, of is er op een andere manier ruimte om input te geven.
Wil je op de hoogte blijven van de ontwikkeling van het rouwdagboek ‘Liefde voor altijd’? Vul dan onderstaand formulier in:
Jaaaaaa! De tweede druk van ‘Liever bij mij…’ is onderweg! 🙂 Op vijf februari komen de nieuwe boeken aan en een week later (precieze datum volgt) zal de titel in (bijna) alle boekhandels in Nederland én België te bestellen zijn!
De nieuwe oplage is hardcover en vanaf vandaag kun je al een exemplaar RESERVERENzónder verzendkosten met de code:2016. De eerste druk in paperback blijft voorlopig ook bestelbaar, zolang de voorraad strekt. OP = OP.
Ondertussen ontstaat er online steeds meer aandacht voor het boek. Hier vind je vast de eerste reviews: Bol.com, Irene Otto, kinderboekenwinkel In de wolken, Lemsternijsen natuurlijk ook opFacebook.
Ik ben nog op zoek naar enkele Facebookpagina’s/blogs/websites die een review willen schrijven! Vind je dit leuk, dan kun je via irenevanwesel@gmail.com een recensie-exemplaar aanvragen. 🙂
Wereldlichtjesdag
December was een ongelofelijk drukke, bijzondere en warme maand, een achtbaan vol emoties, maar tegelijkertijd ook een periode waarin ik ‘mijn hoofd’ er goed bij moest houden. Het begon allemaal op 9 december met een grote vrachtwagen en héél veel boeken, wat logistiek nog een hele klus bleek. Aanpakken geblazen dus! Maar dat ging goed en het posten van alle gereserveerde exemplaren verliep ook ‘soepel’ (lees: met een steekwagentje vol pakketjes en enveloppen naar het postkantoor… elke dag).
Het voordeel van dit hele avontuur was dat ik geen tijd had om zenuwachtig te worden voor Wereldlichtjesdag (13 december). Uiteraard was ik dat uiteindelijk wél… niet alleen vanwege de boekpresentatie, maar ook omdat meer dan de helft van de deelnemers van ‘Liever bij mij…’ naar Limburg was afgereisd om hierbij te kunnen zijn. En ik moet eerlijkheidshalve bekennen dat ik nu typisch zo iemand ben die zich dan druk gaat zitten maken over of die lieve mensen mij ‘in het echt’ wel zo leuk vinden. Hier ga ik aan werken dit jaar, heb ik mezelf beloofd. Ik zeg op zo’n momenten altijd streng tegen mijn hoofd: ‘laat het maar gewoon gebeuren, het is zoals het is,’ maar voelen doe ik dat nog niet. Misschien komt dat wel als ik het maar vaak genoeg herhaal. Dingen hoeven niet altijd goed of slecht te zijn, vaak zijn ze gewoon en dat is oké.
Wat er die avond allemaal gebeurde kan ik moeilijk in woorden vatten. De muziek was prachtig, de gedichten en het noemen van de namen… De dappere ouders die het podium op kwamen om iets te vertellen. Het was zó ontzettend fijn om iedereen te ontmoeten. Een warm bad, zoals het cliché wilt. De kans om mensen die ik tot nu toe alleen digitaal ontmoet had, wiens verhaal en kindje(s) ik ondertussen zó goed ken, even te spreken, soms ook vast te houden, dat was mijn grootste cadeau afgelopen jaar. Het andere grootste cadeau (ja, gedeelde eerste plek) was de organisatie van Wereldlichtjesdag zelf. Stichting WLD Stein telt acht leden en er is tijdens het opzetten van het evenement een mooie band gegroeid waarin we delen, in warmte en respect voor elkaar. Ik ben er heel dankbaar voor dat dit kan en mag, dat het goed voelt.
In de week na Wereldlichtjesdag bleek al snel dat de eerste oplage van ‘Liever bij mij…’ niet toereikend zou zijn. Ik had gedacht er wel een half jaar mee vooruit te kunnen, maar op dat moment mocht ik me afvragen of we februari wel zouden halen (aangezien meer dan de helft van de boeken al weg was). Dat is nu nog steeds de vraag overigens met nog maar 168 boeken op voorraad… Gelukkig is de tweede druk in productie :-). De eerste oplage heeft de boekenwinkels niet eens bereikt, met uitzondering van boekenwinkel ‘In de wolken’ in Voorburg. De tweede druk zal via het Centraal Boekhuis in (bijna) alle boekhandels in Nederland én België bestelbaar zijn.
2015 was een groot avontuur… Ik ben heel benieuwd wat 2016 in petto heeft!
Precies zes weken geleden stond er een pallet boeken voor mijn deur, een berg dozen van het formaat: “Help! Wat heb ik gedaan?!” wel te verstaan. Ik zou liegen als ik beweerde dat er geen ‘adem in…. adem uit’- gedachten nodig waren om mezelf enigszins te kalmeren, want het is nogal wat om je eigen schrijfsel vijfhonderd keer af te laten drukken en ik ben niet zo dapper aangelegd.
Maar tegelijkertijd voelde ik ook dat het goed was, dat het zinvol was om de reis die ik vijf jaar geleden begonnen was af te maken, zelfs al zou ik stranden in de eerste doos en de boeken van ellende tien jaar later in de vuurkorf mikken tijdens een nostalgisch avondje herinneringen ophalen. Dit boek, Kusje in de wind, verdiende het om geboren te worden, als cadeau aan ons wolkenkindje Lieve*, maar ook als mogelijke steun voor lotgenoten en hopelijk als eyeopener voor buitenstaanders. Want, en dan heb ik het over alle sterrenouders, onze kindjes verdienen het om benoemd te worden, zij mogen er zijn, hun naam mag gehoord worden en hun verhaal verteld. Ik geloof daar heilig in, dat delen in herinnering het lichter maakt om haar met je mee te dragen.
Ik ben Marieke de Ridder, 33 jaar en mama van 3 prachtige kindjes, Fem*, Denn en Vince! Ontzettend vereerd ben ik om deel te mogen nemen aan de bundel “Liever bij mij….”
Op de eerste plaats omdat ik als geen ander weet hoe het is om mama te zijn van een kindje dat niet mocht blijven en daarom hoop dat andere ouders steun mogen ervaren van onze verhalen. Op de tweede plaats omdat deze bundel hopelijk bijdraagt aan het doorbreken van de stilte rondom het dagelijkse gemis. Ons gemis, maar ook dat van al die andere ouders die dit levenslang met zich meedragen.
Het is alweer even geleden dat ik een fragment deelde uit ‘Kusje in de wind’ en een van de redenen daarvoor is dat ik het gewoon ontzettend druk heb gehad met de puntjes op de i voor de publicatie. Alle teksten nog eens nalopen, het laatste commentaar van proeflezers verwerken, zaken regelen rondom de cover, heen en weer mailen met de drukker; en allerlei aanverwante zaken als: boekenleggers ontwerpen, de Facebookpagina bijhouden, reserveringen verwerken, engeltjes verzorgen voor bij het boek en mailen met vlinderouders die mee willen doen aan het project ‘liever bij mij…’. De komende weken komen daar nog een persbericht en allerlei andere formele zaken achteraan, dus ik ben er nog wel even zoet mee. 🙂
Er is echter nog iets anders dat mij bezig houdt en dat is een tijd die voorgoed in mijn geheugen gegrift staat. Een week in het jaar waar ik eigenlijk liever niet naartoe wil, omdat het verlies van mijn kindje dan plots weer zo dichtbij is. En zo komt het, dat januari voor mij ieder jaar een soort gevecht tegen de klok is, dat ik niet vooruit wil, maar liefst bij de kerstboom blijf zitten. Ik wil, hoe onrealistisch dat ook is, gevoelsmatig daar blijven waar hij nog leefde.
Het is een oud gevoel uit de tijd dat ik zoveel verdriet had om zijn dood, dat in deze maand steeds opnieuw naar boven komt. Het maakt niet uit of het één, twee of vijf jaar geleden is, ik voel het nog precies zo als toen; alleen komt het nu af en toe op en verdwijnt het weer, als een golf die vanuit het verleden opwelt en me overspoelt met haar zilte, prikkende water, om zich dan weer terug te trekken. Ik wil niet naar 21 januari, de dag waarop Lieve* geboren werd, maar meer nog wil ik niet naar 18 januari, de dag waarop de wereld voor mij verging. En toch ruimde ik dit jaar weer de kerstboom op om het onvermijdelijke toe te staan, dat de tijd doorgaat en dat ik in herinnering te horen krijg dat hij dood is. Toen, in 2010, wilde ik niet doorgaan na zijn dood, nu wil ik er niet naartoe. Uit het boek een stukje over loslaten.
“Ik weet nog goed hoe het voelde toen wij Lieve* moesten laten gaan en de sneeuw langzaam verdween. Als de tijd stil mag blijven staan is er niets om naar vooruit te kijken. Wanneer je een kind verliest is het juist de vooruitgang in de tijd die angst inboezemt. Je omgeving gaat verder. Jij blijft achter. Je uit alle macht vasthoudend aan het moment, om maar zo dicht mogelijk bij je kindje te blijven. Loslaten en verdergaan is kwijtraken. Zo dacht ik daar toen over. Ik was bang voor de lente die kwam.
En toen de bloembollen opkwamen lag er voor mij nog sneeuw. Het werd zomer en nog rilde ik van de kou. Zonder gevoel, verdoofd en passief gleden de maanden voorbij. Maar hoe meer de tijd mij door de vingers glipte, hoe meer mijn engel juist leek te verdampen. Daar op dat moment, in het verleden, daar was helemaal niets meer. Mijn gevecht tegen de dagen die verstreken was zinloos, ik had namelijk niets achtergelaten waarvoor ik in het verleden moest blijven.
Dat realiseerde ik me pas tijdens onze vakantie in Spanje dat jaar. Misschien wel net zo erg als het verstrijken van de tijd was het weggaan van de plek waar ik thuishoorde. Alsof ik mijn kind helemaal alleen liet in een leeg huis. De rest wel meenam, hun koffertjes inpakte en met versnaperingen achter in de auto installeerde. Waarop hij dan zielig thuis door het raam naar buiten zat te kijken, verdrietig dat we hem vergeten waren. Maar dat was natuurlijk helemaal niet zo.
Het kostte een klein meisje van vier jaar nog geen minuut om mij dat te laten zien. “Kijk mama, Lieve* is toch gewoon daarboven?”, wees zij wijs naar de Spaanse sterrenhemel, toen ik haar vertelde van mijn gemis. Ze had het zelf gevraagd, waarom ik zo verdrietig was. En zonder eromheen te draaien gaf ze mij nu niet alleen een antwoord, maar ook de verlossing. Samen keken we naar boven en filosofeerden over welke ster Lieve* zou zijn. En terwijl de tranen in de duisternis onzichtbaar over mijn wangen rolden, nam dat kleine meisje naast me mijn hand. De stilte die daarop volgde sprak duizend onzegbare woorden van troost en samen vonden wij hem, hoog in de hemel, als ster die net een beetje feller flonkerde dan de rest…”
Toen ik hoorde dat mijn nichtje Ninnoc* levenloos geboren was, had ik juist een tentamen achter de rug en wilde net in de winterkou op mijn fiets stappen. Ik weet niet eens meer wat er door me heen ging, alleen dat ik die avond niet kon slapen. Ik kon eenvoudigweg niet geloven dat er kindjes zijn die dood geboren worden. Hoe erg ik dat ook vond, inleven kon ik me niet. Helemaal niet.
Het is stervenskoud buiten, zo vroeg op de dag. Een opkomend waterig zonnetje prikt in mijn ogen, langs kale takken van de bomen en een enkele bakstenen muur die haar de weg verspert. We wandelen naar school met de kinderen, voor de laatste keer alsof alles gewoon is. Gewoon, zoals het altijd was. Maar dat is het niet.
De buitenwereld is bijzonder hard en kil vanochtend, haar striemende wind blaast de zonnetranen mijn ooghoeken uit en mijn gezicht over, terwijl ik stap voor stap de talloze meters die de stoep zich voor ons uitstrekt overwin. Rillend van kou, maar ook van zenuwen, angst, verdriet en ondanks alles stille hoop dat ik zo wakker word uit deze nachtmerrie. Wandelend in het niets, dolend in het nergens, en toch op weg, maar naar wat? Het niemandsland waar wij ons in bevinden, kent weliswaar een overlap met de werkelijkheid, maar schermt zich er op de een of andere manier ook van af. Het ligt als een dikke mist over het leven heen. Af en toe doemt een bekend gezicht op onderweg, dichtbij en toch een wereld van de onze verwijderd, dat we begroeten met een stil goedemorgen. Niet dat die goed is, maar de gewoonte dwingt ons tot deze dagelijkse conventie. Het is een vreemde plek, zo dicht bij de dood.
En al die tijd heeft tweejarige Bram stilletjes aan dat tekentafeltje gezeten. Terwijl de wereld instortte.
Ik loop met hem naar de overkant van de straat, waar de dagopvang is, en bel aan. Nog steeds hoor ik mijn verontschuldigingen over waarom ik niet naar binnen kom om Bram zijn jasje uit te trekken: “Ik moet meteen weer gaan, naar het ziekenhuis, want het hartje van de baby klopt niet meer.” Het geschokte gezicht aan de andere kant van de drempel neemt Bram aan en zegt in eerste instantie niets. Haar mond staat gewoon open, een gapende leegte. Op de achtergrond voltrekt zich de drukte van alledag, spelende kinderen die het volume van hun stemmetjes testen en met felgekleurd speelgoed in de weer zijn. Ik hoor het lawaai niet, maar kijk ernaar alsof het een televisie is, zonder geluid. Seconden tikken voorbij, zonder dat er iets gezegd wordt. En dan herpakt degene aan de deur zich weer: “Ach nee toch, meid, ga maar gauw.”
Op haar verzoek ga ik liggen en ontbloot mijn buik. Toch telkens weer met zekere gêne, want de strijdwonden van mijn vorige zwangerschappen zijn duidelijk zichtbaar. Slecht bindweefsel zit in de familie, zei iemand mij ooit. Ik weet niet meer wie, maar feit is dat ‘strak in het vel zitten’ nu voorgoed tot het verleden behoort.
De verloskundige pakt haar doptone en zet het microfoontje op mijn buik. Het is alsof er een storm door het ding raast. Een hard ruisend geluid vermengd met klotsend water, zoals je dat tegen je roeibootje aan hoort breken als je verdwaalt op de Middellandse zee. Alleen het geluid van de vogels die hun aas daar stervend van de dorst in het water zien dobberen ontbreekt. Tenminste, zo stel ik mij dat dan voor.
“Je hebt veel meegemaakt de afgelopen dagen,” zegt hij met een serieuze blik. “Ja,” is alles wat ik daarop kan zeggen. Ondertussen bestudeer ik de manier waarop de man achter de tafel voor mij feilloos opgaat in het meubilair van de kamer. Het is een studeerkamer, donkerbruin met wat kunst aan de muur. Of wat ervoor door moet gaan althans. Zijn ernstige ogen weerkaatsen de inhoud van de geleerde boeken die bijna tot plafondhoogte een hele wand bedekken. “Hoe voel je je daar nu onder?” vraagt hij een tijdje later. Er lijken minuten verstreken, alsof hij me even de tijd gaf aan de ruimte te wennen. Maar mijn gedachten kan de man toch niet lezen, anders hoefde hij geen vragen meer te stellen. “Er zit een dode baby in mijn buik,” antwoord ik. En hoewel het geen antwoord is op de vraag die hij stelde, is dit het enige dat in mij opkomt. “Hij is al een paar weken dood, zeggen ze,” vul ik mijn stelling aan.