De buitenstaander: over onbegrip, onmacht en angst

pb021073.jpg

Toen ik hoorde dat mijn nichtje Ninnoc* levenloos geboren was, had ik juist een tentamen achter de rug en wilde net in de winterkou op mijn fiets stappen. Ik weet niet eens meer wat er door me heen ging, alleen dat ik die avond niet kon slapen. Ik kon eenvoudigweg niet geloven dat er kindjes zijn die dood geboren worden. Hoe erg ik dat ook vond, inleven kon ik me niet. Helemaal niet.

Lees Meer

Het tussenkamertje

En al die tijd heeft tweejarige Bram stilletjes aan dat tekentafeltje gezeten. Terwijl de wereld instortte.

Ik loop met hem naar de overkant van de straat, waar de dagopvang is, en bel aan. Nog steeds hoor ik mijn verontschuldigingen over waarom ik niet naar binnen kom om Bram zijn jasje uit te trekken: “Ik moet meteen weer gaan, naar het ziekenhuis, want het hartje van de baby klopt niet meer.” Het geschokte gezicht aan de andere kant van de drempel neemt Bram aan en zegt in eerste instantie niets. Haar mond staat gewoon open, een gapende leegte. Op de achtergrond voltrekt zich de drukte van alledag, spelende kinderen die het volume van hun stemmetjes testen en met felgekleurd speelgoed in de weer zijn. Ik hoor het lawaai niet, maar kijk ernaar alsof het een televisie is, zonder geluid. Seconden tikken voorbij, zonder dat er iets gezegd wordt. En dan herpakt degene aan de deur zich weer: “Ach nee toch, meid, ga maar gauw.”

Lees Meer

Wanneer de wereld vergaat

Op haar verzoek ga ik liggen en ontbloot mijn buik. Toch telkens weer met zekere gêne, want de strijdwonden van mijn vorige zwangerschappen zijn duidelijk zichtbaar. Slecht bindweefsel zit in de familie, zei iemand mij ooit. Ik weet niet meer wie, maar feit is dat ‘strak in het vel zitten’ nu voorgoed tot het verleden behoort.

De verloskundige pakt haar doptone en zet het microfoontje op mijn buik. Het is alsof er een storm door het ding raast. Een hard ruisend geluid vermengd met klotsend water, zoals je dat tegen je roeibootje aan hoort breken als je verdwaalt op de Middellandse zee. Alleen het geluid van de vogels die hun aas daar stervend van de dorst in het water zien dobberen ontbreekt. Tenminste, zo stel ik mij dat dan voor.

Lees Meer

Hel van de absurde realiteit

“Je hebt veel meegemaakt de afgelopen dagen,” zegt hij met een serieuze blik.
“Ja,” is alles wat ik daarop kan zeggen. Ondertussen bestudeer ik de manier waarop de man achter de tafel voor mij feilloos opgaat in het meubilair van de kamer. Het is een studeerkamer, donkerbruin met wat kunst aan de muur. Of wat ervoor door moet gaan althans. Zijn ernstige ogen weerkaatsen de inhoud van de geleerde boeken die bijna tot plafondhoogte een hele wand bedekken.
“Hoe voel je je daar nu onder?” vraagt hij een tijdje later. Er lijken minuten verstreken, alsof hij me even de tijd gaf aan de ruimte te wennen. Maar mijn gedachten kan de man toch niet lezen, anders hoefde hij geen vragen meer te stellen.
“Er zit een dode baby in mijn buik,” antwoord ik. En hoewel het geen antwoord is op de vraag die hij stelde, is dit het enige dat in mij opkomt. “Hij is al een paar weken dood, zeggen ze,” vul ik mijn stelling aan.

Lees Meer

Duistere wolken zonder nieuws

Hoera! Ik ben vier ons, ja echt bijna een halve kilo, aangekomen. Haast euforisch stap ik na de kerstvakantie met de kinderen het schoolplein weer op. De koude wind en het stevige wolkendek boven de daken kan me niet deren nu. Voor het eerst weer met een goed humeur naar buiten, want het lijkt er toch echt op dat die buik begint te groeien. Dat ik me scheel heb gegeten de afgelopen week om die paar honderd gram eraan te krijgen, en nog steeds drie kilo minder weeg dan in het begin van de zwangerschap, doet er niet toe. Vandaag niet.

Lees Meer

Gefluister op de voorgrond

Ik weet bijna zeker dat zijn hart vandaag stopte met kloppen.

Eerste kerstdag 2009. We ondernemen een lange trip richting Heiloo, familiebezoek. Het is hels weer op de terugweg en we zitten bijna drie uur in de auto. Er ligt sneeuw en het regent. Een echte donkere decemberdag. De lucht is even grijs als de autoweg. Het is alsof we door een tunnel rijden, meegezogen worden in een vacuüm van leegte. Kale bomen, saaie kantoorgebouwen en een enkel schreeuwerig reclamebord doemen op aan de kanten van de weg. De wind en regen ontnemen ons een groot deel van het zicht, dus rijden we op gevoel. Terwijl we door dit helse weer naar huis rijden kletsen we wat en de kinderen slapen. Sara en Bram hebben een drukke en gezellige tijd achter de rug. Die voornamelijk bestond uit een oude hond achterna zitten, rondjes rennen in de kamer en tekeningen maken in het atelier van mijn tante. Ze hebben zich kostelijk geamuseerd. En nu zijn ze doodop. Eindelijk rust.

Lees Meer

Spieken op zwart-wit

‘Vandaag komt er een einde aan mijn mini-hel,’ denk ik onderweg in de auto. Eindelijk zal ik met eigen ogen zien dat alles goed is. Ik vertel het mezelf al weken: ‘Er is niets raars aan de hand met mijn ongeboren kind.’ De dagen tot dit moment zijn voorbij gekropen en tegelijkertijd opgegaan in een grote, grijze brei van twijfels, angst en tegenstrijdige gedachten. Momenten waarop ik teleurgesteld constateerde dat mijn broeken niet strakker zaten, werden opgevolgd door misselijke ochtenden die me blij maakten. Ik omarmde de pijn in mijn onderbuik van de groter wordende baarmoeder en verfoeide het ontbreken van enig contact tussen mij en mijn kind. Contact dat ik in vorige zwangerschappen, zelfs zo pril, wel had. Al was het maar in mijn dromen.

Het zweet loopt langs mijn rug.

Lees Meer

Ruimtevaart in steriele kamer

Een man in een beschermend pak komt de kamer binnen met materieel. Hij is nagenoeg helemaal bedekt in zo’n plastic ruimte-overal waar je ook de kamer in kunt verven. De zwembadschoentjes om zijn schoenen ruisen over de vloer terwijl hij dichterbij komt. Plastic handschoenen schuren over de stang van het karretje en maken een licht geïrriteerd piepend geluid. Op het blad liggen plastic zakjes met materiaal. In de een een dikke spuit, in de ander een grote naald en nog iets met verband.

Lees Meer

Waar alles wazig wordt

Met beide handen knijp ik in de drie dekbedden die mijn zwetende lijf bedekken. Op zoek naar houvast in een draaierige wereld. Uit alle macht probeer ik adem te halen, houd minutenlang snakkend naar lucht mijn hoofd recht en geef het dan weer op. Om energie te verzamelen moet ik even stoppen met ademen. Zelfs zuurstof is nu iets waar voor gevochten moet worden.

Elk besef van tijd, mijn lichaam en de dingen om me heen vervagen door de hoge koorts. Kennelijk lig ik te ijlen bij mijn ouders thuis op de bank terwijl manlief thuis aan het huis klust. Ik zie hun gezichten boven mij terwijl er ‘wat bedoel je?’ uit hun lippen komt. Zelf meen ik dat mijn antwoorden vrij helder zijn en herhaal ze nog maar een keer. De grens tussen wakker zijn en slapen, rust en pijn, ademhalen en stikken bestaat niet meer. Ik ben niet eens ongerust over mijn toestand, het kan me eigenlijk niet schelen of ik doodga op dit moment.

Nooit ben ik zo ziek geweest als toen.

Lees Meer

Groen met rode aardbeitjes

Twee jaar geleden was ik gelukzalig misselijk.

Ik houd de kleinste rompertjes in mijn handen. Twijfel tussen roze en blauw en besluit dan toch weer om ze in de winkel te laten liggen. Negen weken is ook veel te vroeg om spulletjes te kopen. Toch heb ik me daar bij Sara en Bram nooit door laten tegenhouden. En nu twijfel ik. Waarom is mij een raadsel. Maar het voelt niet goed. Door de drukte op kantoor en thuis met de kinderen is het gemakkelijk dat gevoel te verdringen en af te doen als normale angst voor een miskraam. Elke vrouw voelt dat in de prille zwangerschap. Dat ik dat nooit gehad heb, daar mag ik me gelukkig mee prijzen. En nu ben ik alsnog het haasje, pech gehad. Gewoon stug doorgaan, volhouden tot de eerste twaalf weken vol zijn en er vooral niet aan denken.

Lees Meer