Precies zes weken geleden stond er een pallet boeken voor mijn deur, een berg dozen van het formaat: “Help! Wat heb ik gedaan?!” wel te verstaan. Ik zou liegen als ik beweerde dat er geen ‘adem in…. adem uit’- gedachten nodig waren om mezelf enigszins te kalmeren, want het is nogal wat om je eigen schrijfsel vijfhonderd keer af te laten drukken en ik ben niet zo dapper aangelegd.
Maar tegelijkertijd voelde ik ook dat het goed was, dat het zinvol was om de reis die ik vijf jaar geleden begonnen was af te maken, zelfs al zou ik stranden in de eerste doos en de boeken van ellende tien jaar later in de vuurkorf mikken tijdens een nostalgisch avondje herinneringen ophalen. Dit boek, Kusje in de wind, verdiende het om geboren te worden, als cadeau aan ons wolkenkindje Lieve*, maar ook als mogelijke steun voor lotgenoten en hopelijk als eyeopener voor buitenstaanders. Want, en dan heb ik het over alle sterrenouders, onze kindjes verdienen het om benoemd te worden, zij mogen er zijn, hun naam mag gehoord worden en hun verhaal verteld. Ik geloof daar heilig in, dat delen in herinnering het lichter maakt om haar met je mee te dragen.
Mijn naam is Maureen en ik ben getrouwd met Pieter. Sinds juli 2011 zijn wij de trotse ouders van Chloë*. Ons meisje mocht maar 3 dagen bij ons zijn, maar hoort bij ons gezin.
Als mama praat je graag over je kinderen, zo praat ik graag over Chloë*.
Na 37 weken zwangerschap is Chloë* geboren met een spoedkeizersnede, doordat ik een inwendige bloeding had. Beide hebben we heel slecht gelegen. Ik heb het overleefd, maar door ernstig zuurstoftekort heeft zij veel te vroeg haar engelenvleugels gekregen.
Dankbaar voor mijn eigen leven, wil ik haar herinnering in leven houden.
Op 26 juli 2011 werden wij, Luc en Shirley, na een vroegtijdige inleiding trotse ouders van een prachtig mannetje genaamd Nino*; die na een zwangerschap van ruim 20 weken in stilte geboren werd. Zijn geboorte was een moment van vreugde en verdriet: je bent voor het eerst ouders geworden maar je moet meteen weer afscheid nemen.
Voor zijn geboorte kregen wij nieuws dat je als ouders niet wil horen: “Het spijt ons u dit te moeten zeggen maar uw kind zal zich door het ontbreken van het vruchtwater niet zo kunnen ontwikkelen om zelfstandig te kunnen leven.” Je weet niet wat je hoort, de bodem wordt onder je voeten uit getrokken. Vervolgens kom je als ouders voor een onmenselijke keuze te staan, een keuze die je niet wil maken en waarvan wij ons nu met momenten nog afvragen of we wel de juiste keuze gemaakt hebben…
Ik ben Marieke de Ridder, 33 jaar en mama van 3 prachtige kindjes, Fem*, Denn en Vince! Ontzettend vereerd ben ik om deel te mogen nemen aan de bundel “Liever bij mij….”
Op de eerste plaats omdat ik als geen ander weet hoe het is om mama te zijn van een kindje dat niet mocht blijven en daarom hoop dat andere ouders steun mogen ervaren van onze verhalen. Op de tweede plaats omdat deze bundel hopelijk bijdraagt aan het doorbreken van de stilte rondom het dagelijkse gemis. Ons gemis, maar ook dat van al die andere ouders die dit levenslang met zich meedragen.
Hallo, mijn naam is Daphne Neutelings en sinds 8 december 2011 ben ik mama van een engeltje genaamd Lewi*. Daarnaast heb ik nog 2 zoontjes, Seth (2010) en Vinn (2012). Samen met hen en mijn partner Rob Boesten woon ik in Geleen, in het zuiden van het land.
De reden dat ik mee doe met het project Liever bij mij… is omdat ik vind dat een overleden kindje nog steeds een enorm taboe is.
Het is alweer even geleden dat ik een fragment deelde uit ‘Kusje in de wind’ en een van de redenen daarvoor is dat ik het gewoon ontzettend druk heb gehad met de puntjes op de i voor de publicatie. Alle teksten nog eens nalopen, het laatste commentaar van proeflezers verwerken, zaken regelen rondom de cover, heen en weer mailen met de drukker; en allerlei aanverwante zaken als: boekenleggers ontwerpen, de Facebookpagina bijhouden, reserveringen verwerken, engeltjes verzorgen voor bij het boek en mailen met vlinderouders die mee willen doen aan het project ‘liever bij mij…’. De komende weken komen daar nog een persbericht en allerlei andere formele zaken achteraan, dus ik ben er nog wel even zoet mee. 🙂
Er is echter nog iets anders dat mij bezig houdt en dat is een tijd die voorgoed in mijn geheugen gegrift staat. Een week in het jaar waar ik eigenlijk liever niet naartoe wil, omdat het verlies van mijn kindje dan plots weer zo dichtbij is. En zo komt het, dat januari voor mij ieder jaar een soort gevecht tegen de klok is, dat ik niet vooruit wil, maar liefst bij de kerstboom blijf zitten. Ik wil, hoe onrealistisch dat ook is, gevoelsmatig daar blijven waar hij nog leefde.
Het is een oud gevoel uit de tijd dat ik zoveel verdriet had om zijn dood, dat in deze maand steeds opnieuw naar boven komt. Het maakt niet uit of het één, twee of vijf jaar geleden is, ik voel het nog precies zo als toen; alleen komt het nu af en toe op en verdwijnt het weer, als een golf die vanuit het verleden opwelt en me overspoelt met haar zilte, prikkende water, om zich dan weer terug te trekken. Ik wil niet naar 21 januari, de dag waarop Lieve* geboren werd, maar meer nog wil ik niet naar 18 januari, de dag waarop de wereld voor mij verging. En toch ruimde ik dit jaar weer de kerstboom op om het onvermijdelijke toe te staan, dat de tijd doorgaat en dat ik in herinnering te horen krijg dat hij dood is. Toen, in 2010, wilde ik niet doorgaan na zijn dood, nu wil ik er niet naartoe. Uit het boek een stukje over loslaten.
“Ik weet nog goed hoe het voelde toen wij Lieve* moesten laten gaan en de sneeuw langzaam verdween. Als de tijd stil mag blijven staan is er niets om naar vooruit te kijken. Wanneer je een kind verliest is het juist de vooruitgang in de tijd die angst inboezemt. Je omgeving gaat verder. Jij blijft achter. Je uit alle macht vasthoudend aan het moment, om maar zo dicht mogelijk bij je kindje te blijven. Loslaten en verdergaan is kwijtraken. Zo dacht ik daar toen over. Ik was bang voor de lente die kwam.
En toen de bloembollen opkwamen lag er voor mij nog sneeuw. Het werd zomer en nog rilde ik van de kou. Zonder gevoel, verdoofd en passief gleden de maanden voorbij. Maar hoe meer de tijd mij door de vingers glipte, hoe meer mijn engel juist leek te verdampen. Daar op dat moment, in het verleden, daar was helemaal niets meer. Mijn gevecht tegen de dagen die verstreken was zinloos, ik had namelijk niets achtergelaten waarvoor ik in het verleden moest blijven.
Dat realiseerde ik me pas tijdens onze vakantie in Spanje dat jaar. Misschien wel net zo erg als het verstrijken van de tijd was het weggaan van de plek waar ik thuishoorde. Alsof ik mijn kind helemaal alleen liet in een leeg huis. De rest wel meenam, hun koffertjes inpakte en met versnaperingen achter in de auto installeerde. Waarop hij dan zielig thuis door het raam naar buiten zat te kijken, verdrietig dat we hem vergeten waren. Maar dat was natuurlijk helemaal niet zo.
Het kostte een klein meisje van vier jaar nog geen minuut om mij dat te laten zien. “Kijk mama, Lieve* is toch gewoon daarboven?”, wees zij wijs naar de Spaanse sterrenhemel, toen ik haar vertelde van mijn gemis. Ze had het zelf gevraagd, waarom ik zo verdrietig was. En zonder eromheen te draaien gaf ze mij nu niet alleen een antwoord, maar ook de verlossing. Samen keken we naar boven en filosofeerden over welke ster Lieve* zou zijn. En terwijl de tranen in de duisternis onzichtbaar over mijn wangen rolden, nam dat kleine meisje naast me mijn hand. De stilte die daarop volgde sprak duizend onzegbare woorden van troost en samen vonden wij hem, hoog in de hemel, als ster die net een beetje feller flonkerde dan de rest…”
Toen ik hoorde dat mijn nichtje Ninnoc* levenloos geboren was, had ik juist een tentamen achter de rug en wilde net in de winterkou op mijn fiets stappen. Ik weet niet eens meer wat er door me heen ging, alleen dat ik die avond niet kon slapen. Ik kon eenvoudigweg niet geloven dat er kindjes zijn die dood geboren worden. Hoe erg ik dat ook vond, inleven kon ik me niet. Helemaal niet.
Er is hier in de straat een huis waar eind november een schoentje minder onder de vensterbank staat. Een schoentje minder dan eigenlijk zou horen. En er zingt één kindje minder mee om de Sint en zijn Pieten te bekoren. Dat kindje zal nooit de smaak van pepernoten proeven of het geluid horen van trappelende hoeven. Het zal niet ondeugend zijn en trekken aan de baard van Sinterklaas, of onder de indruk raken van wild geraas. Een kindje dat nooit een verlanglijstje zal schrijven en, in de hoop een Piet te betrappen, zo lang mogelijk op zal blijven. Dat huis hier in de straat is het onze. En zo zijn er hier in Nederland nog talloze andere huizen waar één, en soms wel meer, schoentjes ontbreken.
Het is stervenskoud buiten, zo vroeg op de dag. Een opkomend waterig zonnetje prikt in mijn ogen, langs kale takken van de bomen en een enkele bakstenen muur die haar de weg verspert. We wandelen naar school met de kinderen, voor de laatste keer alsof alles gewoon is. Gewoon, zoals het altijd was. Maar dat is het niet.
De buitenwereld is bijzonder hard en kil vanochtend, haar striemende wind blaast de zonnetranen mijn ooghoeken uit en mijn gezicht over, terwijl ik stap voor stap de talloze meters die de stoep zich voor ons uitstrekt overwin. Rillend van kou, maar ook van zenuwen, angst, verdriet en ondanks alles stille hoop dat ik zo wakker word uit deze nachtmerrie. Wandelend in het niets, dolend in het nergens, en toch op weg, maar naar wat? Het niemandsland waar wij ons in bevinden, kent weliswaar een overlap met de werkelijkheid, maar schermt zich er op de een of andere manier ook van af. Het ligt als een dikke mist over het leven heen. Af en toe doemt een bekend gezicht op onderweg, dichtbij en toch een wereld van de onze verwijderd, dat we begroeten met een stil goedemorgen. Niet dat die goed is, maar de gewoonte dwingt ons tot deze dagelijkse conventie. Het is een vreemde plek, zo dicht bij de dood.